Omvang zorgplicht belastingadviseur mede afhankelijk van kenbare bedoelingen van de cliënt

Omvang zorgplicht belastingadviseur mede afhankelijk van kenbare bedoelingen van de cliënt
Omvang zorgplicht belastingadviseur mede afhankelijk van kenbare bedoelingen van de cliënt

Omvang zorgplicht belastingadviseur mede afhankelijk van kenbare bedoelingen van de cliënt

Dit artikel behandelt een zaak over de aansprakelijkheid  van een accountants- en belastingadvieskantoor. De aandelen in het bedrijf van de eisers zijn in 2006 na advies van een adviseur van dit kantoor aan de kinderen geschonken onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik. De vraag die onder andere in deze procedure speelt: had de adviseur in de advisering mede de gevolgen voor de fiscale positie van een bedrijfspand moeten betrekken? 

De zaak

Eisers woonden in 2006 al meer dan 10 jaar in België. Het accountants- en belastingadvieskantoor (hierna verweerster) verrichtte vanaf 1999 werkzaamheden voor eisers. Eén van de eisers (hierna: de man) oefent een bedrijf uit in diverse werkmaatschappijen die onderdeel zijn van bedrijf A. Bedrijf C is de Nederlandse financiële holding van bedrijf A. Tot 22 september 2006 hield de man door middel van zijn Belgische vennootschap 75% van de certificaten in bedrijf C. In oktober 2005 hebben eisers in privé een bedrijfspand in Valkenswaard gekocht, nadat zij hierover advies hadden ingewonnen bij verweerster. In de aangiften IB 2005 en 2006 van eisers werd het bedrijfspand in box 1 opgenomen.

Vanaf eind 2005 hebben eisers met o.a. verweerster gesproken over de overdracht van hun vermogen aan hun kinderen. In september 2006 is vervolgens een notariële akte verleden “van schenking van de man aan zijn kinderen van certificaten van aandelen in het kapitaal van de Belgische vennootschap onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik”.

Na de schenking van de certificaten heeft de man nog drie andere panden in eigendom verworven en aan bedrijf A ter beschikking gesteld. In juni 2009 en de jaren daarna verzoekt verweerster de belastingdienst om alle bedrijfspanden in box 3 te verwerken.

In 2013 kwam de vraag aan de orde of het onderhavige pand (en de overige panden) toch niet in box 1 dienden te worden belast. Dit bleek het geval. Eind december 2013 werd door eisers besloten afstand te doen van het recht van vruchtgebruik, zodat het bedrijfspand (en de andere panden) alsnog verhuisden van box 1 naar box 3. Met de Belastingdienst werd vervolgens in 2014 een vaststellingsovereenkomst gesloten over de verschuldigde belasting, boetes en rentes.

In september 2013 stelt de man verweerster aansprakelijk voor de schade die eisers lijden in de vorm van verschuldigde inkomstenbelasting, boetes en rente als gevolg van de advisering van verweerster in het kader van het voorbehouden recht van vruchtgebruik. Volgens eisers had verweerster het bedrijfspand in het advies moeten betrekken en had zij eisers erop moeten wijzen dat eisers door het voorbehoud van het recht van vruchtgebruik een aanmerkelijk belang bleven houden in de Belgische vennootschap waardoor de terbeschikkingstellingsregeling van toepassing bleef en de resultaten van het bedrijfspand in Valkenswaard (en de andere bedrijfspanden) tegen het tarief van box 1 werden belast (en dus niet in box 3 zoals door verweerster werd aangegeven). 

 

Oordeel van de rechtbank en het hof

Een procedure bij de rechtbank en het hof volgen, waarin beide instanties de vordering van eisers afwijzen. Eisers leggen vervolgens de zaak voor aan de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelt onder meer dat het Hof ’s-Hertogenbosch niet voorbij had mogen gaan aan het bewijsaanbod van de eisers met betrekking tot de stellingen dat de adviseur had geadviseerd om het bedrijfspand (in privé) te kopen als belegging in box 3 en dat zij had medegedeeld dat het bedrijfspand na de schenking in box 3 zou vallen.

In het arrest na verwijzing oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden dat, na het horen van getuigen, het bewijs is geleverd dat de eisers het bedrijfspand destijds voor zakelijke verhuur hebben aangekocht met hun destijds voor de adviseur kenbare bedoeling dat het als gevolg van een geplande herstructurering van het vermogen (de schenking van de aandelen aan de kinderen) uiteindelijk in box 3 terecht zou komen. De adviseur had dit zelfs geadviseerd. Er is sprake van een zorgplichtschending van de adviseur: zij heeft, bekend met de door haar zelf geadviseerde aankoopbedoeling voor box 3, de eisers er niet (tijdig) op gewezen dat het vruchtgebruik alsnog zou beletten dat het privé aan te kopen c.q. aangekochte pand, zoals geadviseerd, in box 3 zou belanden. De zorgplichtschending strekt zich daarnaast ook uit over de latere aankoop van de drie andere panden. 

Bronnen | Hof Arnhem-Leeuwarden 25 juli 2023 | ECLI:NL:GHARL:2023:6286

Zorgplichtschending
 

Door het bedrijfspand niet in het advies omtrent de schenking aan de kinderen te betrekken is sprake van een zorgplichtschending. Gelet op de kenbare bedoelingen werd, onafhankelijk van de concrete opdracht, van de adviseur verwacht dat voor de gevolgen van het vruchtgebruik zou worden gewaarschuwd. Dit leert de praktijk dat de adviesverplichting niet te beperkt mag worden opgevat.
 

Meer weten? Neem contact op met Claimsmanager mr. Mieke Koot van Koekenberg van Vuuren | VLC & Partners 

Meer over aansprakelijkheid
Mieke Koot